Als de stelling klopt dat relaties het belangrijkste in het leven zijn (zie mijn vorige blog), dan heeft dat ook consequenties voor hoe we naar de samenleving kijken. Mooi woord trouwens: ‘samen-leving’, dat impliceert dat we samen leven, dat je het leven met elkaar deelt en dat er een accent ligt op het relationele aspect.
Als ik echter naar onze Westerse samenleving kijk – of specifieker: onze Nederlandse samenleving – dan lijkt het accent op iets anders te liggen. Er waait een (kille) neoliberale wind: grenzeloze zelfverrijking en zelfontplooiing lijken het hoogste doel in het leven te zijn, onder invloed van het vrije marktdenken, waarin (degene met) geld ten diepste bepaald wat er gebeurd en hoe dat gebeurd. Een nadruk op ‘zelf’ in plaats van ‘samen’.
Het liberalisme kwam op in een context waarin de overheid en de kerk feitelijk je leven bepaalden en waarin er dus weinig ruimte was voor vrijheid in geweten en handelen. Tot op zekere hoogte is het dus een heilzame correctie, maar ook een met belangrijke weeffouten. Eén van die weeffouten is dat er weinig oog is voor het relationele aspect. In het liberalisme gaat het er vooral om dat je elkaar tolereert en dat je elkaar niet schaad.
Op het eerste oog zijn dat natuurlijk geen gekke ideeën, zeker in een samenleving met zeer verschillende mensen en culturen. Maar als je beter kijkt, dan houden zowel ‘tolereren’ als ‘niet schaden’ je op afstand van je medemens. Het zijn vooral manieren om niet teveel last van elkaar te hebben, maar het stimuleert niet om werkelijk in contact met elkaar te komen. En op de langere termijn heeft het daardoor een averechts effect, want het vervreemd mensen van elkaar, wat uiteindelijk juist tot polarisatie kan leiden. Alleen als je echt in contact met elkaar komt, zal je ook meer begrip kunnen opbrengen voor verschillen die je met een ander hebt en kun je beter zien waar je overeenkomsten met elkaar hebt.
Een ander probleem is dat het (neo)liberalisme het beeld schetst van een sterke autonome mens, die precies weet wat hij/zij wil en alles wat hem/haar in de weg staat naar dit doel van zelfontplooiing, wordt efficiënt weggewerkt. Maar dit beeld zorgt voor nogal wat problemen, ik noem er twee: 1. Lang niet iedereen kan of wil aan dit beeld voldoen en het werkt daarom destructief voor die mensen. 2. Het beeld werkt destructief voor het samen optrekken in dit leven, feitelijk laat het weinig ruimte voor kernwaarden als het zorgen voor elkaar, je kwetsbaar opstellen en afhankelijk zijn van elkaar.
De prestatiedruk in onze maatschappij ligt torenhoog en iedereen die niet meekomt in wat we ‘normaal’ noemen, loopt het gevaar zijn/haar leven lang achter de feiten aan te lopen, met alle gevolgen van dien. Maar waar is de ruimte voor de zieken en kwetsbaren? Waarom zijn de mantelzorgers, mensen uit de zorg en de onderwijzers niet de helden en rolmodellen in onze samenleving? Komt het niet vooral omdat het om ‘zelf-ontplooiing’ draait, in plaats van ‘samen-ontplooiing’?