In Lucas 5:16 lezen we dat Jezus zich geregeld terugtrok naar eenzame plaatsen om te bidden. Ook verderop in het evangelie lezen we woorden van die strekking (zie Luc. 6:12, 9:18, 9:28-29, 11:1-2 en 22:39-46). Kennelijk was het voor Hem belangrijk om de stilte op te zoeken, zodat Hij zich kon afstemmen op de wil van Zijn Vader.
Ook in de vroege kerk en in de kloosters speelde de stilte een belangrijke rol in het (gebeds)leven van gelovigen. Origenes – een belangrijke kerkvader uit de eerste helft van de derde eeuw n.Chr. – zei: ‘Er is stilte en vrije tijd nodig om de Heer te kennen’. Vanaf de tweede helft van de derde eeuw n.Chr. en in het bijzonder toen de kerk vanaf vierde eeuw n.Chr. een staatskerk werd, begonnen radicale gelovigen zich af te zonderen in de woestijn om een leven van eenzaamheid en gebed te leiden. Zij leefden vanuit het ideaal van het monachisme (waar ‘monnik’ van is afgeleid): leven vanuit één focus, je leven alleen (Grieks: monachos) op God gericht laten zijn en het wereldse achter je laten.
In de zesde eeuw n.Chr. verbond Benedictus van Nursia dat ideaal van het teruggetrokken leven met het samenleven van een gemeenschap van monniken onder de regel van een abt. De regel van Benedictus geeft een richtsnoer voor een monastiek leven, maar kan ook voor ons erg leerzaam zijn. In het zesde hoofdstuk beschrijft hij bijvoorbeeld de zwijgzaamheid als één van de kerneigenschappen van een monnik (naast gehoorzaamheid en nederigheid). In feite plaatst hij zwijgzaamheid tegenover oppervlakkigheid, door te benadrukken dat de tong ons kan afleiden waar het werkelijk om draait (vgl. Ps. 39:2-3, Ef. 4:29, Spr. 10:19 en Spr. 18:21).
Voor de meesten van ons is het misschien wat te veel gevraagd om je als monnik terug te trekken in een klooster en volledig afgezonderd te leven van de rest van de wereld. Toch hebben we het allemaal nodig om zo nu en dan focus aan te brengen in ons leven (met God). Daarbij kunnen we leren van de bovenstaande voorbeelden. Kort samengevat laten de bovenstaande voorbeelden zien hoe je door de stilte een weg naar je hart – het centrum van je verlangen – kunt vinden.
Net als monniken worden we uitgedaagd om vanuit één focus te leven: dat God in het centrum van ons hart staat. Vanuit de waan van de dag hebben we het nodig om stil te worden, zodat we de dingen die ons bezighouden bij Hem neer kunnen leggen en opnieuw het verlangen kunnen voeden om vanuit Zijn liefde te leven. Zo komen we los van de oppervlakkigheden die ons bezighouden en ontdekken we wat de diepste laag in ons hart is.
Welke rol speelt de stilte in jouw (gebeds)leven? Ken je momenten waarin je je terugtrekt of moet je eigenlijk vaststellen dat je je vooral laat leiden door de waan van de dag? Wat zou je kunnen helpen om meer te verstillen, zodat je je aandacht kunt richten op Diegene waar je hart ten diepste naar verlangt?